Onlangs
laaide weer een stormpje op rondom een van de laatste Nederlandse
oorlogsmisdadigers die nog in leven zijn. De oud-SS’er
Klaas Carel Faber leeft, 89 jaar oud, al sinds de jaren vijftig
als vrij man in Duitsland. Herhaaldelijke pogingen om hem
achter de tralies te krijgen, zijn altijd zonder resultaat
gebleven. Emeritus-hoogleraar strafrecht Frits Rüter
legt uit waarom.
Wie op internet op zoek gaat naar de Haarlemse nazi Klaas
Carel Faber, stuit op een hoop ingehouden en zelfs openlijke
woede. Over de wrede moorden die hij als lid van de SS in
Nederland pleegde. Over zijn vlucht naar Duitsland met zes
medegevangenen uit het Bredase huis van bewaring in 1952.
Maar vooral over het grotendeels vrije leven dat Faber sindsdien
in Duitsland heeft kunnen leiden. Toch is de kans dat daarin
verandering komt, voorspelt emeritus-hoogleraar Strafrecht
Frits Rüter, te verwaarlozen.
Stelselmatig gedwarsboomd
Dat is volgens Rüter evenzeer de schuld van Nederland
als van Duitsland. Op internet wordt vaak de suggestie gewekt
dat Duitsland Fabers uitlevering stelselmatig heeft gedwarsboomd.
Dankzij een besluit van Hitler persoonlijk zou Faber als
SS’er de Duitse nationaliteit hebben verkregen – en
Duitsland levert nu eenmaal geen staatsburgers uit. Maar “dat
is overtrokken”, aldus Rüter. “Het is overal
zo dat je je staatsburgerschap verliest als je in een buitenlandse
krijgsmacht dienst neemt. Doorgaans mag je dan die nieuwe
nationaliteit aannemen. Dat was niet alleen zo in Hitler-Duitsland.”
Maar Duitsland heeft op een andere manier wel een kwalijke
rol gespeeld in de zaak-Faber. Vooral in de “kameraderie” die
in Duitsland nog decennialang na de oorlog onder oud-strijders
bestond – ook binnen de rechterlijke macht – ziet
Rüter een belangrijke reden voor het uitblijven van
Fabers gevangenneming. Daar staat tegenover dat Nederland
uit gebrek aan vertrouwen in de Duitse rechtspraak in de
jaren vijftig ook zelf te weinig deed om Faber in Duitsland
veroordeeld te krijgen.
Fanatiekelingen en leiders
Onlangs verscheen in Duitsland een proefschrift dat ingaat
op het relatief geringe aantal veroordelingen onder SS’ers
en andere uitvoerders van het misdadige naziregime na de
oorlog. Auteur Christina Ullrich bevestigt in 'Ich fühl
mich nicht als Mörder' Rüters beeld dat veel rechters
in naoorlogs Duitsland zelf vroegere nazi’s waren.
Maar ze verhaalt ook van een politiek klimaat waarin liever
naar voren werd gekeken dan achteruit. Daarin paste dat openbare
aanklagers zich concentreerden op de harde kern van degenen
die echte excessen hadden begaan, op de fanatiekelingen en
de leiders.
Voor de rest gold meestal dat hun krijgsgevangenschap of
internering als voldoende straf werd beschouwd. Tijdens het
proces van denazificering, waarbij de gangen van de voormalige
daders werden nagetrokken, slaagden velen er bovendien in
hun misdaden te verdoezelen of af te zwakken. Zo ontsprongen
veel oud-strijders de dans, ook zij die oorlogsmisdaden hadden
begaan. Daaraan zat, bewust of niet, ook een pragmatische
kant. Duitsland had in de jaren vijftig en zestig zijn mannelijke
bevolking hard nodig voor de wederopbouw van het land.
Schoon schip
In de jaren zeventig veranderde de juridische omgang met
het naziverleden. De ‘dadergeneratie’ ging met
pensioen of het hoekje om. Onder jongeren bestond meer animo
om schoon schip te maken. Rüter: “De rechterlijke
macht is ook een afspiegeling van wat in de bevolking wordt
gevonden, ze zeilt mee met de geldende opvattingen.” Dat
betekende niet in dat oud-strijders systematisch werden opgepakt.
Het waren volgens Rüter vooral de niet-Duitse nazi’s
die in het vizier kwamen van de openbare ministeries.
“Het aandeel buitenlanders in nazi-processen is sindsdien
omhooggeschoten”, zo heeft hij in de cijfers teruggevonden.
Daarvan is ook de recente veroordeling van de Oekraïner
John Demjanjuk een voorbeeld, evenals de heropening van de
zaak van Fabers medevluchter Heinrich Boere. Die is in maart
2010 alsnog tot levenslang veroordeeld voor oorlogsmisdaden.
De rechtbank in Aken besloot afgelopen september dat de 89-jarige
Boere zijn straf ook daadwerkelijk moet uitzitten.
Jong in de oorlog
Buitenlandse nazi’s als Boere en Faber hebben in Rüters
cynische bewoordingen de ‘pech’ dat ze niemand
meer hebben om hen te steunen. Zij waren relatief jong in
de oorlog en daarmee laag in rang. Van hun bevelhebbers leeft
praktisch niemand meer. En de rest van de bevolking “laat
hun veroordeling koud”. Ophef ontstaat pas als de beschuldigende
vinger wijst naar vader of opa. Rüter refereert aan
de commotie die de Wehrmacht-tentoonstelling in de jaren
negentig veroorzaakte. Deze prikte de mythe door dat het
nationale leger ‘schoon’ was en alleen Hitlers
eigen SA en SS bestond uit fanatieke bruten.
Wat dat betreft staat een heropening van de zaak-Faber niets
in de weg. Maar een veroordeling acht Rüter zeer onwaarschijnlijk.
Doodslag is inmiddels verjaard, dus om Faber achter de tralies
te krijgen, moet moord worden bewezen. Dat kan haast niet
zonder getuigen, maar vind die maar eens. En dan nog. Zelfs
als er een vonnis is, gelooft Rüter niet dat Duitsland
er haast mee maakt 90-plussers in de gevangenis te zetten. “Denk
je echt dat Boere op dit moment in de gevangenis zit? Die
moet eerst aangepast worden voor een bejaarde die slecht
ter been is. En daarmee zijn ze natuurlijk net zo lang bezig
totdat Boere overlijdt.”
Toneelstukje
Zo lang de laatste oorlogsmisdadigers leven, zal het “toneelstukje” volgens
Rüter wel doorgaan. Van politici die daadkracht suggereren,
maar ook wel weten dat ze daartoe de middelen niet hebben.
Van rechters die vonnissen uitspreken, maar zich niet om
de tenuitvoerlegging bekommeren. Van de publieke opinie die
de eenling koud laat, behalve als het om de eigen opa’s
gaat. Daarbinnen, zo schat Rüter in, komt Faber zijn
dagen ook nog wel door.
duitslandweb.nl
|